To be, or not to be, that is the question

(Shakespeare: Hamlet, ca. 1600)

 

To be, or not to be; that is the question;
Whether 'tis nobler in the mind to suffer
The slings and arrows of outrageous fortune,
Or to take arms against a sea of troubles,
And by opposing, end them. To die, to sleep −
No more, and by a sleep to say we end
The heart-ache and the thousand natural shocks
That flesh is heir to — 'tis a consummation
Devoutly to be wish'd. To die, to sleep.
To sleep, perchance to dream. Ay, there's the rub,
For in that sleep of death what dreams may come
When we have shuffled off this mortal coil
Must give us pause. There's the respect
That makes calamity of so long life,
For who would bear the whips and scorns of time,
Th'oppressor's wrong, the proud man's contumely,
The pangs of desprized love, the law's delay,
The insolence of office, and the spurns
That patient merit of th'unworthy takes,
When he himself might his quietus make
With a bare bodkin? Who would fardels bear,
To grunt and sweat under a weary life,
But that the dread of something after death,
The undiscovered country from whose bourn
No traveller returns, puzzles the will,
And makes us rather bear those ills we have
Than fly to others that we know not of?
Thus conscience does make cowards of us all,
And thus the native hue of resolution
Is sicklied o'er with the pale cast of thought,
And enterprises of great pitch and moment
With this regard their currents turn awry,
And lose the name of action. Soft you, now,
The fair Ophelia! − Nymph, in thy orisons Be all my sins remembered.

Te zijn of niet te zijn, dat is de kwestie

(Vertaling: Jules Grandgagnage, 2009)

 

Te zijn of niet te zijn, dat is de kwestie:
of het nobeler is om te lijden 
onder alles wat het wrede Lot je toeslingert 
of om de wapens op te nemen tegen een zee van zorgen
en er al vechtend een einde aan te maken? 
Te sterven, te slapen, niets meer; 
en in die slaap rust vinden voor alle hartzeer 
en de duizend pijnen die je lichaam je bezorgen, 
dat zou een einde zijn om jezelf toe te wensen. 
Te sterven; te slapen: misschien wel dromen: Ach nee, 
daar wringt het 'm: want welke dromen komen in die dodenslaap, 
als we de aardse zorgen hebben afgeworpen,
Het doet ons weifelen: dit is de overweging die leidt 
tot de ellende van zo'n lang leven, 
Want wie zou de gesel en de hoon van de tijd verdragen, 
het onrecht van de onderdrukker, de arrogantie van de rijke, 
de pijnen van een onbeantwoorde liefde, de dwalingen van het recht, 
de onbeschoftheid van een ambtenaar, en de verachting
waarmee onbenullen je geduldige werk belonen, 
wanneer je rust kan vinden met een simpele dolkstoot? 
Wie zou dit alles verdragen, zweten en kreunen onder een ellendig bestaan 
als niet de dreiging van wat achter de dood komt er was, 
het onontdekte land waar geen reiziger uit weerkeert 
verwart ons en maakt ons zwak,
zodat we liever de lasten dragen die we kennen 
dan het onbekende tegemoet te gaan. 
Zo verlamt het geweten ons tot lafaards, 
en zo wordt gezonde daadkracht verziekt door bleek gepieker 
en lopen grootse ondernemingen op niets uit. 
Stil nu, daar is mooie Ophelia! Nymf, 
laat mijn zonden in je gebeden herinnerd worden.